Raskenmerken van de PRE  

Algemene kenmerken:
Eumetrische dieren (goed geproportioneerd) die wat betreft lengte-breedteverhoudingen in het vierkantsmodel staan en met een subconvex (voorhoofds)profiel.
 
Goed geproportioneerde conformatie: schofthoogte*100/lengte scapula-ischium (rechte lengte tussen schouderpunt (scapulo-humeraal gewricht) en zitbeen (tuber ischium) tussen de 95 en 105
cm, aanzienlijke harmonie en grote schoonheid in het algemeen, met een duidelijk waarneembare seksuele dimorfie.
 

 
De schofthoogte bij hengsten varieert van 1,54 tot 1,72 meter en bij merries van 1,52 tot 1,70 meter.
 
De gangen zijn ruim, briljant, wendbaar, energiek, ritmisch en elastisch, met aanzienlijke oprichting en verruiming, met een groot vermogen tot verzameling en wendbaarheid om de achterhand. Ze hebben een energiek, nobel, volgzaam en evenwichtig temperament en een groot leervermogen.

Exterieurkenmerken
De gemiddelde waarden van de verschillende exterieurkenmerken (verkregen uit zoömetrische waarnemingen en lineaire exterieurscores) worden jaarlijks bijgewerkt. De exterieurkenmerken van de in dit hoofdstuk beschreven lichaamsgebieden van het PRE-paard zijn gerelateerd aan de gemiddelde waarden van het ras.
 
Hoofd:
Goed geproportioneerd, gemiddelde lengte, slank, subconvex profiel, met minimale bolling in de voorhoofdneusovergang.
Middelgrote oren in verhouding tot de grootte van het hoofd, zeer beweeglijk, goed geplaatst,
parallel en naar voren gericht. Iets breed en licht convex voorhoofd. Levendige, driehoekige en expressieve ogen, met oogkasbogen binnen het vlak van het frontprofiel. Relatief lang en enigszins smal gezicht (meer bij merries), subconvex, met een lichte ramsneus en droog. Tapse neus, licht gebogen aflopend vanaf het gezicht. Langwerpige, brede neusgaten. Brede slanke kaak met lange, licht gebogen kaakrand. Dunne
en beweeglijke bovenlip.

Hals:
Van gemiddelde omvang en lengte in verhouding tot de schofthoogte en lichaamslengte, gespierd (minder bij
merries), met geprononceerde keel en aansluiting op de romp boven de schoudergewrichten. De bovenrand is dun en vormt een opgaande boog vanaf de schoft naar de nek (bij merries is deze boog minder sterk en meer gestileerd). De aansluiting van de hals is diep in de romp en, vooral bij merries, minder
diep in het hoofd. Overvloedige en zijdeachtige manen.
 
Romp:
Goed geproportioneerd en robuust. Enigszins brede en prominente schoft in vloeiende verlenging van de
ruglijn. Stevige rug, gespierd, bijna recht. Lendenen kort, breed, gespierd, iets gebogen en licht stijgend naar de croupe. Goede verbinding met de rug en de croupe.
Goed geproportioneerde croupe, iets langer dan breed (bij merries iets breder), afgerond en enigszins aflopend. Kruishoogte iets lager dan de schofthoogte bij volwassen dieren.
 
Staartinplant onder de horizontale lijn van de achterhand, met krachtige staartwortel tussen de zitbeenderen en overvloedige, lange en vaak golvende staartharen. Diepe, brede borst. Matig gebogen, lange en diepe ribben. Grote flanken en correcte buik.

Voorhand:
Lange, gespierde, schuine schouder. Sterke arm met goede helling. Krachtige, middellange onderarm.
Ontwikkelde, droge knie. Pijp van goed geproportioneerde lengte en markante, brede pees. Kootgewricht droog, prominent met geringe vetlok. Goed gebouwde kroonbenen met correcte helling en richting, van goed geproportioneerde lengte.
Compacte hoef, van uitgebalanceerde afmetingen, goed ontwikkeld.

Achterhand:
Gespierde dij, licht gebogen en gespierde bil en lange schenkel. Sterk, breed en zuiver spronggewricht. De
hoek van het spronggewricht in zijaanzicht kan iets gesloten zijn, wat gunstig is voor verheven bewegingen en voor een goede verzameling. De gebieden onder de spronggewrichten moeten dezelfde kenmerken hebben als die welke zijn beschreven voor diezelfde regio’s van de voorbenen.
 
Huid, haar en hoeven:
Fijne en korte vacht. Dominant zijn schimmel en bruin. Het ras heeft normaliter niet al te veel witte vlekken
op hoofd of ledematen, noch witte vlekken van zekere grootte op de rest van het lichaam (met uitzondering van latere kleurveranderingen). Evenmin behoort het ras verschillend gekleurde ogen te hebben, noch blauwe ogen voor zover die niet horen bij de vacht.
 
Functionele kenmerken en aanleg:
De gangen zijn ruim, briljant, wendbaar, energiek, ritmisch en elastisch, met aanzienlijke oprichting en verruiming, met een zeer goede verzameling en wendbaarheid om de achterhand. De stap is recht, regelmatig en ruim.
De draf is elastisch, zwevend, regelmatig, met cadans en elegant, met actief gebruik van de achterhand met gebogen gewrichten en ondertredende achterbenen voor een goede voorwaartse impuls, en met hoog geheven en gebogen knieën.
De galop is vloeiend, met impuls en met elastische en gelijkmatige sprongen.
 
De paarden hebben grote aanleg voor verschillende functies, reageren snel en gemakkelijk op de hulpen van de ruiter en hebben een gemakkelijke mond; ze zijn daarom gehoorzaam, hebben een goede  verstandhouding met de ruiter en zijn buitengewoon comfortabel.
 
Het belangrijkste gebruik van het paard is het werk onder het zadel, met een grote aanleg voor dressuur (hogeschooldressuur, dressuur en vaquera), stierengevechten te paard (rejoneo), de vaquera discipline, acoso-y-deribo (een variant van vaquera), gebruik als menpaard, voor het drijven van vee, werk in het veld
en andere hippische disciplines.

Gedragskenmerken en temperament:
Robuuste, evenwichtige dieren met veel uithoudingsvermogen en koel in het hoofd. Energiek, nobel en volgzaam. Leren gemakkelijk en passen zich goed aan aan hetgeen gevraagd wordt in verschillende situaties.
 
Diskwalificerende gebreken:
Raskwaliteiten onder de minimaal vereiste standaards van het prototype van het PRE-paard. Vervorming van de bovenrand van de hals (kiephals), hertenhals of omgekeerde hals; aangeboren cryptorchidie of monorchidie.
Als diskwalificerende gebreken gelden ook: schofthoogte onder de 1,54 meter bij hengsten en onder 1,52 meter bij merries; proportionaliteitsindex onder de 95 of boven de 105; een concaaf of
extreem convex frontaal profiel.
Witte aftekeningen leiden tot diskwalificatie wanneer deze een groot deel van de oogkas of zelfs het hele gezicht bedekken, de witte aftekening op een of meerdere benen boven het kniegewricht of spronggewricht uitkomt, en witte aftekeningen op de rest van het lichaam wanneer deze een diameter hebben van meer dan 3 cm op gedepigmenteerde huid (met uitzondering van later ontstane vlekken); verschillend gekleurde ogen of blauwe ogen wanneer die niet kenmerkend zijn voor de vacht en, in het algemeen, de aanwezigheid van ernstige of zeer ernstige gebreken die tijdens de keuring worden opgemerkt als afwijkend van het prototype van het ras.

Ernstige afwijkingen:
De genoemde gebreken aan hoofd en hals voor zover niet ernstig genoeg om te leiden tot diskwalificatie, ronde en uitstekende neusgaten, dikke, zware en stijve bovenlip; over- en onderbeet, zware hoofd-halsaansluiting, niet scherp afgetekend of diep uitgesneden, gebrek aan harmonie of aan goede verhoudingen tussen lichaamsgebieden en -afmetingen, doorgezakte rug of karperrug, schofthoogte >170 cm bij merries
en >172 bij hengsten, croupe hoger dan de schoft bij volwassen dieren, aanwezigheid van melanomen, afwijkende beenstanden en weinig verheven, onregelmatige of korte gangen, in het bijzonder maaien of telgang.